La Bambouseraie, een bijzondere plantage

tuinen, La Bambouseraie, Franse tuin, tuinfoto's, architectuur fotografie, tuinfotografie, Japanse tuinen

Toen Eugène Mazel in 1855 een plantage met exotische planten en bomen liet aan- leggen nabij Anduze in Zuid-Frankrijk, kon hij niet vermoeden dat zijn utopie 150 jaar later op de lijst van uitzonderlijke tuinen van het Franse ministerie van cultuur geplaatst zou worden. Door zijn grote gedrevenheid werd Mazel één van de meest gewaardeerde botanici van Frankrijk.

Vroeg in de ochtend wandelen we door een imposant bamboebos tot we bij een echt Japans paviljoen zijn aangekomen. In het zachte ochtendlicht zien we een met rotspartijen gevulde vijver omzoomd door prachtige gazons, diverse Japanse esdoorns en naaldbomen gesnoeid in wolkenpatronen. Dit alles tegen een decor van bamboe, dat op sommige plaatsen tot wel acht meter hoogte reikt.

In deze serene ambiance hebben we een afspraak met Corinne Maeght, werkzaam als voorlichtster van het park. ‘De Japanse tuin is de laatste aan- winst van de Bambouseraie, en de Vallei van de Draak is een ontwerp van de Franse beeldhouwer en tuinarchitect  Erik Borja’, zegt Corinne.

tuinen, La Bambouseraie, Franse tuin, tuinfoto's, architectuur fotografie, tuinfotografie, Japanse tuinen

Ze vertelt dat de aanleg in het jaar 2000 – het jaar van de draak – van start ging, maar dat het project pas in 2006 gereedkwam omdat er door overstromingen van de nabij gelegen rivier Gardon vertraging was opgelopen. Jaarlijks komen vele liefhebbers dit 14 hectare grote domein bezoeken. Om te weten hoe dit allemaal begon moeten we een flinke stap terug in de tijd.

Eugène Mazel wordt in 1826 geboren in het plaatsje Montsauve, vlakbij Anduze. Al op jonge leeftijd verliest hij zijn beide ouders en wordt hij voor zijn opvoeding toevertrouwd aan een oom van moederskant, een rijke reder uit Marseille. Als zijn oom sterft, erft Eugène op 26-jarige leeftijd diens hele fortuin. Met dit geld kan hij zijn passie volgen. Hij verdiept zich in de tuinbouw en de natuurlijke wetenschappen en in het voorjaar van 1855 gaat Eugène van start met de aanleg van een exotische plantage, een lang gekoesterde wens.

tuinen, La Bambouseraie, Franse tuin, tuinfoto's, architectuur fotografie, tuinfotografie, Japanse tuinen

De ligging van zijn landgoed blijkt een gunstig microklimaat en Mazel pakt het goed aan door allereerst een flink aantal irrigatiekanalen te laten aanleggen die essentieel zijn voor de groei van zijn planten. Daarna begint hij met de aanplant van exotische soorten, die hij onder andere importeert uit gebieden als Japan, Noord-Amerika en de Himalaya. Zijn ervaringen in de tuin monden uit in een diepgaande observatiestudie van verschillende bamboesoorten en vele andere tropische planten. In 1860 besluit hij tot de bouw van een aantal grote broeikassen, waarin hij naar hartenlust kan experimenteren. De bamboes gedijen wonderwel goed op zijn plantage. Ieder seizoen laat Eugène nieuwe collecties aanplanten.
De wetenschappelijke wereld toont inmiddels ook veel belangstelling voor zijn werk en zelfs geleerden uit het Verre Oosten bezoeken zijn plantage of onderhouden een intensieve correspondentie met hem. Wat de reden is, valt niet meer te achterhalen, maar helaas is er een periode van grote tegenspoed die uiteindelijk leidt tot Eugène Mazels faillissement. Zijn onroerend goed wordt verhypothekeerd en gescheiden van zijn levenswerk sterft Eugène Mazel in 1890 in Marseille. In 1902 verwerft Gaston Nègre, die evenals Mazel een passie heeft voor planten, het domein Práfrance. Samen met enkele leden van een botanisch tuingezelschap uit Montpellier en met de oude tuinier van Mazel zet hij het levenswerk van de oprichter voort en verveelvoudigt de soorten bomen en struiken. De plantage is sindsdien altijd in handen van de familie Nègre gebleven en kende naast perioden van groei ook perioden van rampspoed door uitzonderlijk strenge vorst en overstromingen. Tegenwoordig is Muriel Nègre de directrice en is de Bambouseraie tot een modern educatief centrum gemaakt, waar kunstexposities en klassieke concerten plaatsvinden.

De belangrijke wandelpaden binnen het domein komen samen bij het oude woonhuis waarvan vermoed wordt dat het eind 15e eeuw werd gebouwd. Achter het huis bevinden zich de originele Victoriaanse kassen, die tussen 1949 en 1955 werden gerestaureerd.

In de kassen verspreidt een waterval de nodige vochtigheid en via geultjes gemaakt van bamboe stroomt het water langs de tropische planten. De uitstraling is zo authentiek dat je kunt bedenken hoe Eugène Mazel hier 150 jaar geleden experimenteerde te midden van zijn tropische exoten.

Aan de zuidzijde van de boerderij blijven we staan bij de ingang van de Chinese palmendreef, dé historische plek van de Bamboeplantage. De Trachycarpus fortenei, een palmsoort die bestand is tegen kou tot -18 graden Celsius, groeit hier. Deze palm wordt in de Chinese traditionele geneeskunde gebruikt vanwege zijn bloedstelpende eigenschappen. De vezels van de stam gebruikt men ook voor het vlechten van touwen, het vervaardigen van borstels en het weven van waterdichte kleren. Zelfs de bloemknoppen hebben in China een bestemming: ze worden gegeten. Iets verder, bij een idyllisch bankje, toont Corinne Maeght een uiterst zeldzame en door verzamelaars gezochte bamboemutatie ‘Phyllostachys edulis’. In de Aziatische volksmond ook wel ‘kikko’ (schild) genoemd, vanwege de gelijkenis met een schildpad.

tuinen, La Bambouseraie, Franse tuin, tuinfoto's, architectuur fotografie, tuinfotografie, Japanse tuinen

Een van de bamboes die het meest in het park voorkomen is de ‘Phyllostachys reticulata’. Door de optimale conditie van de grond en het Zuid-Franse klimaat is het hier mogelijk dat hij zijn maximale hoogte kan bereiken van maar liefst twintig meter. Zijn sterke en tegelijkertijd soepele stengels worden bij Aziatische bouwprojecten gebruikt als steigermateriaal, maar dienen ook voor het vervaardigen van huishoudelijke voorwerpen. Langs het pad staan ook enkele reusachtige sequoia’s die door Eugène Mazel in 1860 vanuit Sint Petersburg werden geïmporteerd. Het zijn ongetwijfeld de oudste en grootste bomen in Frankrijk, maar vergeleken met de sequoia’s die elders de tweeduizend jaar overschrijden, nog vrij jong.

Halverwege de centrale dreef treffen we een Aziatische nederzetting die is nagebouwd door een plantagewerknemer uit Laos. De architectuur en versieringen zijn zo getrouw mogelijk nagemaakt en rondom de paalwoningen is de beplanting de werkelijke Aziatische vegetatie, zoals bananen- bomen, taro’s en rietsuiker.

tuinen, La Bambouseraie, Franse tuin, tuinfoto's, architectuur fotografie, tuinfotografie, Japanse tuinen

Sinds de jaren ‘80 werd door Muriel Nègre een nieuwe weg ingeslagen om de bijzonderheid van het domein te exploiteren. Ieder jaar worden er kunstenaars uitgenodigd om hun wereldvisie te uiten in de geest van deze plaats. Zo heeft Mireille Fulpius in 2007 drie van bamboe gevlochten installaties gemaakt, waarvan er één sensationeel zweeft in de ruimte. Langs het pad tussen de bomen staat een creatie van kunstenares Bernadette Chènè. Haar gebogen bamboepanelen vormen een half geopende koepel die een sterke associatie oproept met de iglo van Eskimo’s. Een andere creatie van deze kunstenares is een pad van boomschijven lopend vanaf de plek waar een boom tot op 30 cm boven het maaiveld is afge- zaagd. Het lijkt alsof de boom zich als raadselachtige legpuzzel door het park heeft verspreid. Verderop hangt een sculptuur van de kunstenares Paca Sanchez: een wirwar van grijze takken houden een flinke boom in een benauwde wurggreep. De rol van de plantage veranderde in de loop der tijd naargelang de historische context. Was het eerst een tuin van een ontwikkeld en rijk liefhebber van de botanie, die daar op ietwat egoïstische wijze van genoot, tegenwoordig is het een educatieve en culturele ontmoetingsplaats.

Op weg naar de uitgang passeren we de Japanse abrikozenboom (Prunus mume). Eén van de Oosterse vrienden die de Franse winter niet vreest. Voor de aanhangers van Confucius belichaamt hij volharding en duurzame vriendschap.